Grondbeleid
Een van de middelen van een gemeente om haar ruimtelijke doelstellingen te verwezenlijken bij het uitvoeren van het omgevingsbeleid van de overheid is het grondbeleid. In het kader van het omgevingsbeleid wordt de maatschappelijke gewenste bestemming van de grond, middels een plan of besluit op basis van de Wet ruimtelijke ordening (WRO), bepaald. De raad heeft een kaderstellende en controlerende functie ten aanzien het gehanteerde grondbeleid en de daarbij behorende begrotingen en verantwoordingen.
Grondbeleid gaat in belangrijke mate over de productie van bouwgrond, de wijze waarop die tot stand komt en hoe de bouwgrond verkocht en gebruikt wordt.
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om een actief grondbeleid te voeren (waarbij je zelf als gemeenten de gronden koopt en bouwrijp maakt) of een faciliterend grondbeleid (waarbij de bouwgrondproductie aan anderen wordt overgelaten). Met faciliterend grondbeleid loopt de gemeente minder financiële risico’s. Deze liggen bij marktpartijen. Daar staat tegenover dat de gemeente minder sturingsmogelijkheden heeft.
De gemeente Almelo voert een pragmatisch grondbeleid. Faciliterend grondbeleid past het beste bij de gewenste ontwikkeling van een compacte overheid. Maar omdat de gemeente nu eenmaal – door eerdere besluiten – al heel veel grond heeft gekocht is de keuze tussen verschillende typen beleid eigenlijk achterhaald. Daarom wordt per project bekeken welk beleid het beste gevoerd kan worden.
Over de financiële gevolgen van het gevoerde beleid wordt jaarlijks gerapporteerd in de paragraaf grondbeleid van de jaarrekening. In de Perspectiefnota Grondbedrijf wordt uitvoeriger ingegaan op de financiële positie van het grondbedrijf, de projectmatige complexen (= lopende grondexploitaties) en het functionele complex “nog uit te voeren werken”. In de paragraaf grondbeleid van de begroting wordt vooruit gekeken op ontwikkelingen, die mogelijk gevolgen hebben voor de vermogenspositie van het grondbedrijf.